Ondanks het feit dat er iemand naast je zit die kan ingrijpen, bestaat de kans dat je als leerling van een autorijschool tijdens de rijles betrokken raakt bij een ongeval met een andere verkeersdeelnemer. De schuld voor het ontstaan van het ongeval hoeft dan niet altijd bij jou of bij jouw rijinstructeur te liggen. Denk maar eens aan de volgende situatie. Je staat voor een rood verkeerslicht te wachten in de lesauto. Achter jou en jouw rijinstructeur staat nog een auto voor hetzelfde verkeerslicht te wachten. Zodra het verkeerslicht op groen springt, laat je de lesauto langzaam optrekken. Na enkele meters slaat de motor van de lesauto af en deze auto valt hierdoor stil. De auto achter jullie is vervolgens achterop de lesauto gereden. Door dit ongeval lopen jij en jouw rijinstructeur letsel op.
Exact dit ongeval heeft plaatsgevonden op 24 september 2021 aan het einde van de afrit Tiel-West van de A15. De schuldvraag ten aanzien van dit ongeval acht ik als jurist én als B-rijbewijsbezitter klip en klaar; de schuld voor het ontstaan van de aanrijding ligt volledig bij de auto die achterop is gereden. De verzekeraar van deze auto is het hier echter niet mee eens. Hij stelt zich op het standpunt dat de schade van de instructeur en de leerling gedeeltelijk voortvloeit uit omstandigheden die aan hen kunnen worden toegerekend. Om die reden meent deze verzekeraar dat hij slechts vijftig procent van de schade behoeft te vergoeden. De partijen werden het niet met elkaar eens over de schuldvraag en om die reden heeft de rechtbank een oordeel moeten vellen. Het oordeel leest u hier.
De standpunten van partijen
De verzekeraar van de auto die achterop is gereden haalt de volgende argumenten aan ter onderbouwing van zijn standpunt dat slechts vijftig procent van de schade van de instructeur en de leerling voor vergoeding in aanmerking komt.
De leerling en de instructeur zijn echter van mening dat hun volledige schade als gevolg van de aanrijding moet worden vergoed door de verzekeraar van de auto die achterop is gereden. Zij geven in dit verband het volgende te kennen.
Het oordeel van de rechtbank
Gelukkig deelt de rechtbank wél mijn mening. Deze oordeelt namelijk dat de schade van de instructeur en de leerling niet voortvloeit uit gevaarzettend handelen of andere omstandigheden die aan hen kunnen worden toegerekend. De volledige schade van de instructeur en de leerling behoort daarmee voor vergoeding in aanmerking te komen. Hiertoe acht de rechtbank allereerst van belang dat regelmatig gebeurt dat de motor van een auto afslaat bij het vanuit stilstand optrekken voor een verkeerslicht. De oorzaak hiervan kan bijvoorbeeld zijn gelegen in een onvoldoende beheersing van de auto, het verkeerd schakelen of een technisch probleem. Andere verkeersdeelnemers moeten volgens de rechtbank de voorliggende auto die vanuit stilstand optrekt voor een verkeerslicht dan ook zorgvuldig in de gaten houden en hun snelheid op die van de voorliggende auto afstemmen. Ten aanzien van dit laatste aspect haalt de rechtbank ook aan dat de achterliggende verkeersdeelnemer erop moet toezien dat de afstand tussen hem en de voorliggende auto groter wordt dan de afstand tijdens het wachten voor het verkeerslicht en dat de afstand gedurende enige tijd toeneemt tot een afstand die gelet op de gehele situatie verantwoord is. De rechtbank overweegt tot slot dat algemeen bekend is dat leerlingen van een autorijschool over het algemeen traag optrekken, nog niet goed genoeg kunnen schakelen en de auto onvoldoende beheersen. Een extra argument dus voor de automobilist die in de voorliggende kwestie achter de lesauto stilstond voor het rode verkeerslicht, om zijn afstand en zijn snelheid bij het optrekken goed af te stemmen op die van de lesauto.
Dit blog is geschreven door mr. E.W. (Elise) van Kempen, werkzaam bij NostimosMooyman.